🇳🇱 Staatsexamen B1 en B2 🇳🇱

### Six Dutch Words Related to Children with English Translation and Examples 1. De speelgoed (Toy) - Translation: Toy - Example: *Mijn zoon heeft veel speelgoed.* - My son has a lot of toys. 2. Het verhaaltje (Short story) - Translation: Short story - Example: *Ik lees elke avond een verhaaltje voor aan mijn kinderen.* - I read a short story to my children every night. 3. De knuffel (Stuffed animal) - Translation: Stuffed animal - Example: *Haar favoriete knuffel is een teddybeer.* - Her favorite stuffed animal is a teddy bear. 4. De speeltuin (Playground) - Translation: Playground - Example: *We gaan vanmiddag naar de speeltuin.* - We are going to the playground this afternoon. 5. Het kleurboek (Coloring book) - Translation: Coloring book - Example: *De kinderen zijn uren bezig met hun kleurboeken.* - The children are busy with their coloring books for hours. 6. De crèche (Daycare) - Translation: Daycare - Example: *Ze brengt haar dochter elke ochtend naar de crèche.* - She takes her daughter to daycare every morning. https://t.me/staatsexamenB1B2

Vul het juiste scheidbare werkwoord in op de juiste plaats in de zin: 1. Ik ___ altijd mijn handen voor het eten. a) was af b) afwas 2. Zij ___ over een nieuwe baan volgende week. a) praat bij b) bijpraat 3. We ___ dit oude huis volgend jaar. a) knappen op b) opknappen 4. Hij ___ zijn nieuwe auto aan zijn vrienden. a) showt voor b) voorshowt 5. De kinderen ___ hun kamer dit weekend. a) ruimen op b) opruimen 6. Wanneer ___ jullie eindelijk die oude kleren? a) gooien weg b) weggooien 7. Morgen ___ ik vroeg naar mijn werk. a) ga terug b) terugga 8. Ze ___ graag haar ervaringen op reis. a) doet uit b) uitdoen

Nu. nl Maandag begint zonnig en droog. Later vandaag wordt het bewolkter. Dan is er kans op buien en zelfs onweer en hagel. Het blijft vanochtend droog en de zon schijnt flink. In de middag komen er wat stapelwolken tevoorschijn en groeit de kans op buien.

Titel: Oefen je bijzinnen! 1. Hoofdzin: De trein was vertraagd, ______________. (Bijzin moet uitleggen waarom de trein vertraagd was.) 2. Hoofdzin: Hij kocht een nieuw boek, ______________. (Bijzin moet aangeven wanneer hij het boek kocht.) 3. Hoofdzin: Zij voelt zich niet goed, ______________. (Bijzin moet de reden geven waarom zij zich niet goed voelt.) 4. Hoofdzin: We gaan niet naar buiten, ______________. (Bijzin moet de omstandigheden beschrijven waaronder ze niet naar buiten gaan.) 5. Hoofdzin: De kat sprong op de tafel, ______________. (Bijzin moet beschrijven wat er gebeurde vlak nadat de kat op de tafel sprong.) 6. Hoofdzin: Ze waren blij dat ze wonnen, ______________. (Bijzin moet uitleggen wat er gebeurde tijdens de wedstrijd.) 7. Hoofdzin: Hij werkt elke dag hard, ______________. (Bijzin moet het doel of de reden van zijn harde werk aangeven.)

Vandaag is het Moederdag! Dit is de dag om alle moeders te bedanken voor hun liefde en zorg. Laten we vandaag iets leuks doen voor onze moeders en laten zien hoeveel we van ze houden. Fijne Moederdag aan alle moeders! Geniet van je dag met de mensen die je liefhebt.

Titel: "Tien straattaalwoorden die je moet kennen" 1. Chillen - Ontspannen of relaxen. - "We gaan vanavond chillen bij het park." 2. Fissa - Feestje. - "Er is vanavond een dikke fissa bij Tim thuis." 3. Dope - Cool of geweldig. - "Die nieuwe sneakers van jou zijn echt dope!" 4. Mattie - Vriend of maatje. - "Mijn mattie en ik gaan altijd samen naar school." 5. Flexen - Opscheppen of showen. - "Hij is altijd aan het flexen met zijn nieuwe telefoon." 6. Skeer - Arm of blut zijn. - "Ik kan niet mee uit eten, ben echt skeer deze maand." 7. Swag - Een unieke, coole uitstraling hebben. - "Hij heeft echt swag met die outfit." 8. Wazza - Wat is er? of Wat is er aan de hand? - "Wazza, alles goed?" 9. Osso - Huis of thuis. - "Ik ben vanavond alleen thuis, kom naar mijn osso." 10. Brakka - Kleding of outfit. - "Die brakka van je is echt nice, waar heb je die gekocht?"

zes werkwoorden die beginnen met "af," met hun betekenis en een voorbeeld: Afwassen - Betekenis: Serviesgoed schoonmaken door het met water en zeep te wassen. Voorbeeld: Ik ga de borden afwassen na het eten. Afvragen - Betekenis: Iets in twijfel trekken of overdenken. Voorbeeld: Ik vraag me af of dit de juiste beslissing is. Afleveren - Betekenis: Iets bezorgen op een bepaalde plaats. Voorbeeld: De koerier zal het pakket morgen afleveren. Afsluiten - Betekenis: Iets voltooien en beëindigen. Voorbeeld: Laten we de vergadering afsluiten met een samenvatting van de besproken punten. Afvallen - Betekenis: Gewicht verliezen of ergens niet meer aan deelnemen. Voorbeeld: Ik ben van plan om deze zomer wat gewicht af te vallen. Afspreken - Betekenis: Een ontmoeting of afspraak regelen. Voorbeeld: Laten we afspreken om elkaar morgen om 15.00 uur te ontmoeten.

### Six Dutch Words Related to Children with English Translations and Examples 1. De speelgoed (Toy) - Translation: Toy - Example: *Mijn zoon heeft veel speelgoed.* - My son has a lot of toys. 2. Het verhaaltje (Short story) - Translation: Short story - Example: *Ik lees elke avond een verhaaltje voor aan mijn kinderen.* - I read a short story to my children every night. 3. De knuffel (Stuffed animal) - Translation: Stuffed animal - Example: *Haar favoriete knuffel is een teddybeer.* - Her favorite stuffed animal is a teddy bear. 4. De speeltuin (Playground) - Translation: Playground - Example: *We gaan vanmiddag naar de speeltuin.* - We are going to the playground this afternoon. 5. Het kleurboek (Coloring book) - Translation: Coloring book - Example: *De kinderen zijn uren bezig met hun kleurboeken.* - The children are busy with their coloring books for hours. 6. De crèche (Daycare) - Translation: Daycare - Example: *Ze brengt haar dochter elke ochtend naar de crèche.* - She takes her daughter to daycare every morning.

Ondanks de mist en stapelwolken is het vrijdag in het hele land aangenaam lenteweer. In het weekend wordt het nog wat warmer, al zijn er wel regenbuien en onweer op komst.